A man should keep his friendship in constant repair (Samuel Johnson 1755)
Reeds op jonge leeftijd, voordat ik zendamateur was, wou ik al alles weten over verre landen, vreemde
volkeren en culturen. Pas toen werd me duidelijk dat daarbij ook geschiedenis een grote rol speelt..
Intro
In november 1964 slaagde ik voor mijn zendmachtiging, en
begon contacten te leggen met zendamateurs en amatrices over
de hele wereld. Eerst erg dichtbij, en waren de naburige
Europese landen aan de beurt. Heel langzaam werd het meer en
meer.
De wereld ging voor me open, en staat nog steeds open 60 jaar
nadat ik die belangrijke vergunning mocht ontvangen. De wereld
van de zendamateurs is, sinds dat prille begin in 1965 flink
veranderd. denk maar eens aan Internet, aan GPS, aan Tablets
enz..
In deze serie verhalen is het DXCC certificaat de rode draad door alle arttikelen. De geschiedenis van
dit stukje papier zal intensief beschreven worden, en worden aangevuld met cultuur, geschiedenis,
natuur. En natuurlijk mijn ervaringen met dit felbegeerde certificaat.
Op weg naar het zendamateurisme.
Vroeger was een QSO maken simpel. Je bouwde een zender en een ontvanger, of gebruikte militaire
apparatuur welke geschikt was om op de amateurbanden te kunnen gebruiken. Gewoon lokale
verbindingen had je natuurlijk al gemaakt voordat je de felbegeerde machtiging te pakken kreeg. Want
samen met je vriendje had je al een kristalzendertje gebouwd dat net buiten de amateurband een
signaal produceerde. En als ontvanger had je in de radio van je ouders een BFO ingebouwd. Je was
QRV in CW, de seinsleutel had je gebouwd op de Ambachtschool. En natuurlijk luisterde je elke week
naar PA0AA, de verenigingszender, want dat was de nieuwsbron.
Na de lagere school, waar ik 7 klassen had doorlopen, kwam ik terecht
op de Ambachtschool in Heerlen aan het Burgemeester de
Hesselleplein. Ik had als vakrichting Electro gekozen. Op mijn
dertiende verjaardag kreeg ik een
radio bouwdoos. Het apparaat De
Pupil van Maxwell moest ik zelf
in ekaar solderen. Dat lukte
aanvankelijk niet al te best, want
er kwam geen geluid uit. Het
dingeltje was eigenlijk niet meer
dan een spoel (402) voorzien van een aantal soldeeraansluitingen,
een radiolamp, de DL92, en een hele grote batterij.
Er bleef geen geluid uit komen, ook al maakte ik alle verbindingen
(geslodeerd) los en weer vast. Ten einde raad ging met de in elkaar
geknutselde Maxwell bouwdoos naar Radio Viogelsang in de
Akerstaart in Heerlen.
Waar heb je de koptelefoon werd daar gevraagd. Oei, oei, Oei..
Van mijn laaste centen (ik werkte in mijn vrije tijd bij boer Habets)
kocht ik een koptelefoon en kon eindelijk naar een paar
middengolfzenders luisteren. De eerste stap naar het
zendamateurisme was gemaakt.
Ik had ook een knutselhok. We woonden toen in Palemig in Schaesberg (post Heerlen) , het dorp waar
mijn vader geboren was. Direct achter het huis had mijn vader een stal gebouwd waar hij zijn
gereedschap kon opbergen. De grote groententuin was de hobby van mijn vader. In de schuur was ook
plaats voor kippen en konijnen. En in diezelfde schuur was ook plek voor mij. Daar had ik ook stiekem
een afluisterpost gemaakt. De microfoon lag in de keuken, waardoor ik de gesprekken van mijn moeder
met haar vriendin, vrouw Jacobs (Tiny), woordelijk kon volgen.
Uiteraard werd ik betrapt, en een draai om de oren was het gevolg. Ik moest plechtig beloven dit soort
praktijken niet meer uit te voeren.
Ik had een oude radio in dit knutselhok staan waar ook de kortegolf op
zat. gefascineerd was ik door deze signalen, en kocht (alweer bij
Vogelsang) het boekje Seinen en Opnemen. dat was alweer een
stapje dichterbij het zendexamen. In de oude radio werd een
terugkoppel-circuit ingebouwd. Het was een genot om zo naar
amateurs te luisteren. In mijn herinnering zit een verhaal dat ik op die
manier een gesprek kon beluisteren van een amateur uit Tibet ,
kenbaar aan de prefix AC4. Ik wou dit gesprek aan mijn moeder laten
horen en pakte de radio, die via een verlengsnoer was aangesoten, op.
In de haast vergat ik dat er geen kast om de radio zat, en greep met
mijn hand onder het chassis van de radio. De electrische schok die toe
volgde herinner ik me nog steeds..
Ik zat intussen op de UTS, de Uitgebreide Technische Scool, deze keer voor de vakrichting Electro en
Electronica. De transistor was juist uitgevonden. Het gebouw waar de lessen werden gevolgd was
hetzelfde als dat van de Ambachtschool. De leraar fijnbankwerken en machinebewerking, Stemerdinck,
had door dat ik een radio-liefhebber was. Van hem
mocht ik,i .p.v. machinebewerking, een complete
versterker bouwen. Het moest wel eigen ontwerp zijn.
Ik had de meeste moeite met het maken van het
chassis. Metaalbewerking is nooit mijn sterkste kant
geweest. Mijnheer Stemerdinck bracht me in contact
met een andere leerling van hem, eentje die de
vakrichting Mechanica volgde. Die leerling zou ook
radio-fanaat zijn.
Die leerling, Frans Oosthoek, woonde op de
Molenberg. Hij had een eigen kamer, en die was
behoorlijk groot. Een luxe kamer, vergeleken met die
van mij. Want ik moest de kamer delen met mijn
oudere broer en met mijn jongere broer. Bij Sjef (de
roepnaam van Frans) stond op een bureau een echte 19-Set , een overblijfsel uit de tweede
wereldoorlog. En met dat apparaat kon je, behalve ontvangen, ook zenden. Maar dat mocht natuurlijk
(nog) niet.
Sjef bracht me in contact met de VERON, en al spoedig was ik NL-458,
Luisterstation. Hij was NL-685, en had al heel wat stations gehoord op de
amateurbanden. En kon dat bewijzen ook met QSL-kaarten.
Haast elke vrijdagavond werd er bij Familie Oosthoek naar PA0AA geluisterd.
Na de nieuwberichten voor de zendamateur volgde de cursus Opnemen van
Morsesignalen. En Sjef en ik schreven driftig de cijfergroep en lettergroepen op,
en probeerden de uitgezonden normale tekst in morse foutloos op te nemen.
Zo werd de nodige ervaring opgedaan voordat we zelf signalen mochten
uitzenden. Want ik was SWL (Short Wave Listener) en was trots op mijn NL
nummer. Zendamateurs uit andere werelddelen wisten je SWL-rapport te
waarderen, en stuurden hun fel-begeerde QSL-kaart gewoon via het QSL-
bureau. Je moest wel voor elke verstuurde QSL een QSL-zegel van 1 cent
plakken. En als de kaart naar het buitenland moest, dan moest je twee QSL-
zegels te plakken. En tijdens je SWL tijd leerde je de allerbelangrijkste regel voor
een DXer.
LUISTEREN. LUISTEREN en nog eens LUISTEREN.
Adrenaline ging er door me heen als ik voorzichtig aan de
afstemknop van de ontvanger zat te draaien, en een zwak signaal
hoorde, en ontdekte dat een station van het eiland Sao Tome een
bericht zat te seinen. Een half uur later zat ik nog steeds naar dat
station CR5AJ te luisteren. De Sao Tome bewoner had intussen
antwoord gekregen op zijn CQ , en had al twee verbindingen
gemaakt. Er werden
uiteraard
waarheidsgetrouwe rapporten doogegeven. En een QSO was
zeker niet afgelopen voordat minstens de naam en QTH en
gebruikte apparatuur was doogegeven. Een QSL manager had
CR5AJ natuurlijk niet want haast iedere zendamateur deed zijn
QSL-afhandeling zelf.
En de volgende dag, op school, leerde ik van mijn vriend Sjef,
dat ik niet genoeg had geluisterd. Want hij had op een andere
frequentie CR4BB
gehoord en in zijn log geschreven. Gelukkig voor mij was het feit
dat hij CR5AJ gemist had, een pleister op de wonde. Luisteren
was blijkbaar toch niet zo eenvoudig.
Die verstuurde luisterrapporten naar vreemde mensen werden
gewaardeerd en als beloning kreeg ik veel QSL kaarten van de
gehoorde zendamateurs terug. En als je voldoende kaarten had
ontvangen uit een bepaald gebied kon je een certificaat (diploma)
aanvragen, waar deze “prestatie”was beschreven. Het SWL
certificaat van de VERON kreeg ik omdat ik minstens 20 stations
had “gehoord” tijdens een radiowedsrtrijd (contest). En op dat
certificaat kon je zegeltjes plakken als nog meer “prestaties”kon bewijzen. Zoals een zegeltje voor het
H-50-C, een QSL kaart uit minstens 50 verschillende landen. Daar zijn dus heel was QSL-zegels voor
geplakt.
De Traffic manager van de VERON, de man die het hierboven getoonde certificaat ondertekende, was
Louis van de nadort, PA0LOU. Hij werd later de concurrent die ik wou “verslaan” in radiowedstrijden. Ik
ontving ook een QSL kaart van PA0PN, Piet Neve uit Middelburg. Zowel Piet als Louis werden later hele
goede vrienden van mij.
DX is.., Wino PA0ABM.
Op weg naar het DXCC
DXCC is de afkorting van een
club van zendamateurs die
minimaal met 100 verschillende
Entiteiten (bv Landen) contact
hebben kunnen leggen en daar
bewijzen van kunnen aantonen.
Lid worden van die club is het
hoofddoel van veel
zendamateurs (geen piraten)
QSO = gesprek
QRV = actief met zenden, en
CW = Morse code uitzending
BFO = Zijband Oscillator
Zendamateurs gebruiken heel
wat afkortingen tijdens hun
uitzendingen. Gebruik van
afkortingen was dus al bedacht
voordat Whatsapp afkortingen
werden gebruikt.
CQ = algemene oproep
QTH = locatie van de zender
QSL = bevestiging gesprek
Een QSL kaart is eigenlijk een
briefkaart waarop gegevens
over het gesprek worden
genoteerd. Ook wordt op die
kaart vaak de gebruikte
apparatuur vermeld en de
naam en woonplaats van de
afzender van de kaart.